Het syndroom van Kallmann is een zeldzame aangeboren genetische aandoening die wordt gekenmerkt door twee hoofdsymptomen: het uitblijven van de puberteit (hypogonadotroop hypogonadisme) en het verlies of de afwezigheid van reukzin (anosmie of hyposmie). De aandoening ontstaat door een ontwikkelingsstoornis in de hersenen waardoor bepaalde hormonen niet worden aangemaakt en de reukzenuw niet goed wordt gevormd.
Het syndroom is genoemd naar de Duitse geneticus Franz Joseph Kallmann, die deze aandoening in 1944 voor het eerst beschreef. Het komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen – ongeveer 1 op de 10.000 jongens en 1 op de 40.000 tot 70.000 meisjes heeft het syndroom van Kallmann, hoewel deze cijfers waarschijnlijk een onderschatting zijn doordat de aandoening niet altijd wordt herkend.
In dit artikel lees je alles over het syndroom van Kallmann: wat het precies is, hoe het ontstaat, welke symptomen ermee gepaard gaan, hoe de diagnose wordt gesteld, en welke behandelmogelijkheden er zijn. Ook komt aan bod hoe mensen met dit syndroom hun leven kunnen vormgeven en waar ze terecht kunnen voor ondersteuning.
Wat is het syndroom van Kallmann precies?
Het syndroom van Kallmann is een vorm van congenitaal hypogonadotroop hypogonadisme (CHH) – een aangeboren hormoonstoornis waarbij de geslachtsorganen zich niet goed ontwikkelen omdat er te weinig geslachtshormonen worden aangemaakt. Het bijzondere aan het syndroom van Kallmann is dat dit samengaat met een gestoorde of afwezige reukzin.
Het hormoonprobleem: hypogonadotroop hypogonadisme
Om te begrijpen wat er misgaat bij het syndroom van Kallmann, is het belangrijk om te weten hoe de puberteit normaal gesproken wordt aangestuurd.
In de hersenen zit de hypothalamus, een klein maar cruciaal gebied dat als een soort controlecentrum functioneert voor veel lichaamsfuncties, waaronder de voortplanting. De hypothalamus maakt een hormoon aan dat GnRH (gonadotropine-releasing hormone) heet. Dit hormoon geeft een signaal door aan de hypofyse (een kleine klier onder aan de hersenen), die vervolgens twee belangrijke hormonen aanmaakt:
- LH (luteïniserend hormoon)
- FSH (follikelstimulerend hormoon)
Deze hormonen reizen via het bloed naar de geslachtsorganen (testikels bij mannen, eierstokken bij vrouwen) en stimuleren deze om geslachtshormonen te produceren:
- Testosteron bij mannen
- Oestrogeen en progesteron bij vrouwen
Deze geslachtshormonen zijn verantwoordelijk voor de puberteit: de groei van geslachtsorganen, de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken (zoals borsten bij meisjes, baardgroei bij jongens), en het op gang komen van de voortplantingsfunctie.
Bij het syndroom van Kallmann gaat dit proces mis. De neuronen (zenuwcellen) die GnRH produceren, ontwikkelen zich niet goed tijdens de zwangerschap en migreren niet naar de juiste plek in de hypothalamus. Hierdoor wordt er geen of te weinig GnRH aangemaakt. Zonder GnRH produceert de hypofyse geen LH en FSH, en zonder deze hormonen maken de geslachtsorganen geen geslachtshormonen aan. Het gevolg: de puberteit blijft uit of verloopt onvolledig.
Het reukprobleem: anosmie of hyposmie
Tegelijkertijd met het probleem in de GnRH-productie, ontwikkelen de reukbollen (bulbi olfactorii) – structuren in de hersenen die nodig zijn voor de reukzin – zich ook niet goed. Soms zijn ze helemaal afwezig (agenesie), soms zijn ze te klein (hypoplasie). Het resultaat is dat mensen met het syndroom van Kallmann niet of nauwelijks kunnen ruiken.
Anosmie betekent dat je helemaal geen reukzin hebt. Hyposmie betekent dat je reukzin verminderd is – je kunt sommige geuren wel waarnemen, maar zwakker dan normaal.
Dit verlies van reukzin ontstaat al vóór de geboorte en is blijvend. Veel mensen met het syndroom van Kallmann zijn zich er aanvankelijk niet van bewust dat ze niet kunnen ruiken, omdat ze dit nooit anders hebben gekend. Pas wanneer anderen erop wijzen (“Ruik je dat niet?”), wordt het duidelijk dat er iets mis is.
Het verband tussen reuk en hormonen
Het lijkt vreemd dat reukzin en puberteit samen verstoord zijn, maar er is een biologische reden. Tijdens de embryonale ontwikkeling ontstaan de GnRH-producerende neuronen niet in de hersenen zelf, maar in de neus. Deze neuronen moeten vervolgens migreren (verplaatsen) naar de hypothalamus in de hersenen, waar ze hun werk gaan doen. Bij het syndroom van Kallmann loopt deze migratie mis, vaak omdat de zenuwvezels die als “geleiderails” dienen niet goed zijn aangelegd. Hierdoor komen de GnRH-neuronen niet op de juiste plek terecht, en ontwikkelt de reukzenuw zich ook niet goed. Beide problemen – hormoonstoornis en reukstoornis – hebben dus dezelfde ontwikkelingsoorzaak.
Oorzaken: waarom ontstaat het syndroom van Kallmann?
Het syndroom van Kallmann is een genetische aandoening, veroorzaakt door veranderingen (mutaties) in het DNA. Deze mutaties verstoren de ontwikkeling van de hersenen tijdens de zwangerschap, waardoor de GnRH-neuronen en de reukbollen niet goed worden aangelegd.
Betrokken genen
Er zijn meerdere genen bekend die het syndroom van Kallmann kunnen veroorzaken. De belangrijkste zijn:
ANOS1 (ook wel KAL1 genoemd) – dit gen ligt op het X-chromosoom en is verantwoordelijk voor ongeveer 10-15% van alle gevallen. Het maakt een eiwit genaamd anosmine-1, dat belangrijk is voor de migratie van GnRH-neuronen en de ontwikkeling van de reukzenuw. Mutaties in dit gen leiden tot X-gebonden Kallmann-syndroom (KAL1), dat voornamelijk mannen treft.
FGFR1 – dit gen ligt op chromosoom 8 en codeert voor een receptor die betrokken is bij celgroei en -ontwikkeling. Mutaties hierin veroorzaken autosomaal dominant Kallmann-syndroom (KAL2), wat betekent dat je de aandoening kunt krijgen als je van één ouder het gemuteerde gen erft. Dit gen is verantwoordelijk voor ongeveer 10% van de gevallen.
PROKR2 en PROK2 – deze genen zijn betrokken bij de ontwikkeling van GnRH-neuronen. Mutaties kunnen autosomaal recessief of soms dominant worden overgeërfd.
FGF8 – een ander gen dat belangrijk is voor de ontwikkeling van de hersenen en de migratie van GnRH-neuronen.
CHD7 – mutaties in dit gen kunnen het syndroom van Kallmann veroorzaken, maar ook het CHARGE-syndroom, een complexere aandoening met meerdere aangeboren afwijkingen.
Daarnaast zijn er nog andere genen die kunnen bijdragen, zoals NSMF, WDR11, HS6ST1, en SEMA3A. Bij ongeveer 30-40% van de mensen met het syndroom van Kallmann wordt een mutatie in één van deze bekende genen gevonden. Bij de rest is de genetische oorzaak nog onbekend, wat suggereert dat er nog meer genen zijn die een rol spelen.
Hoe wordt het overgeërfd?
Het syndroom van Kallmann kan op verschillende manieren worden overgeërfd, afhankelijk van welk gen is aangetast:
X-gebonden overerving (ANOS1/KAL1) – het gemuteerde gen ligt op het X-chromosoom. Mannen hebben één X-chromosoom en één Y-chromosoom. Als hun ene X-chromosoom het gemuteerde gen draagt, krijgen ze de aandoening. Vrouwen hebben twee X-chromosomen. Als één van hun X-chromosomen het gemuteerde gen heeft, kan het andere, gezonde X-chromosoom de functie overnemen, waardoor ze meestal geen of mildere symptomen hebben (ze zijn “draagster”). Een man met X-gebonden Kallmann kan het gemuteerde gen doorgeven aan al zijn dochters (die dan draagster worden), maar niet aan zijn zonen (die krijgen zijn Y-chromosoom). Een draagster kan het gen doorgeven aan haar kinderen: haar zonen hebben 50% kans om de aandoening te krijgen, haar dochters hebben 50% kans om draagster te worden.
Autosomaal dominant (bijvoorbeeld FGFR1) – je krijgt de aandoening als je van één ouder het gemuteerde gen erft. Een ouder met het syndroom heeft 50% kans om het gen door te geven aan elk kind, ongeacht het geslacht.
Autosomaal recessief (bijvoorbeeld sommige PROKR2-mutaties) – je krijgt de aandoening alleen als je van beide ouders een gemuteerd gen erft. Ouders zijn vaak “dragers” zonder symptomen. Bij elk kind is er 25% kans op de aandoening, 50% kans op dragerschap, en 25% kans op geen mutatie.
Oligogene overerving – soms spelen mutaties in meerdere genen tegelijk een rol, waardoor het overervingspatroon complexer is.
Nieuwe mutaties – in veel gevallen ontstaat de mutatie spontaan (de novo) bij het kind, zonder dat een van de ouders het gemuteerde gen heeft. Dit komt vooral voor bij autosomaal dominante vormen. In dat geval hebben broers of zussen geen verhoogd risico.
Wie loopt risico?
Het syndroom van Kallmann komt vijf keer vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. Dit komt deels door de X-gebonden vorm, maar ook bij andere vormen lijken mannen vaker symptomen te ontwikkelen. Als er in je familie al iemand is met het syndroom van Kallmann of met onverklaarde onvruchtbaarheid of uitblijvende puberteit, is er een verhoogde kans dat andere familieleden het ook kunnen hebben, afhankelijk van het overervingspatroon.
Symptomen: hoe herken je het syndroom van Kallmann?
De symptomen van het syndroom van Kallmann kunnen variëren van persoon tot persoon, afhankelijk van welk gen is aangetast en hoe ernstig de mutatie is. De twee kernsymptomen zijn altijd aanwezig: uitblijvende of onvolledige puberteit en verlies van reukzin. Daarnaast kunnen er andere symptomen zijn.
Hoofdsymptomen
Uitblijvende puberteit (hypogonadisme)
Dit is meestal het symptoom waardoor het syndroom wordt ontdekt. Normaal gesproken begint de puberteit bij meisjes rond 8-13 jaar en bij jongens rond 9-14 jaar. Bij het syndroom van Kallmann blijft de puberteit uit of verloopt deze onvolledig.
Bij jongens:
- Geen ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken: geen baardgroei, geen schaamhaar of okselhaar, stem blijft hoog
- Kleine penis (micropenis), vooral als de aandoening al vroeg wordt vastgesteld
- Kleine, zachte testikels die niet goed zijn gegroeid
- Niet-ingedaalde testikels (cryptorchisme) – bij ongeveer 30% van de jongens zijn de testikels bij de geboorte nog niet in het scrotum (balzak) gezakt
- Geen groeispurt in de puberteit, waardoor ze vaak korter blijven dan verwacht, hoewel sommigen juist doorgroeien omdat de groeischijven langer open blijven
- Verminderde spierontwikkeling – minder spiermassa dan leeftijdsgenoten
- Lichte borstvorming (gynaecomastie) komt soms voor
- Libidoverlies of geen seksueel verlangen
- Onvruchtbaarheid – geen zaadcelproductie zonder behandeling
Bij meisjes:
- Geen borstontwikkeling of zeer beperkte ontwikkeling
- Uitblijven van de menstruatie (primaire amenorroe)
- Geen of weinig schaamhaar en okselhaar
- Geen groeispurt in de puberteit
- Onrijpe baarmoeder en eierstokken
- Onvruchtbaarheid – geen eisprong zonder behandeling
- Libidoverlies of geen seksueel verlangen
Anosmie of hyposmie (geen of verminderde reukzin)
Mensen met het syndroom van Kallmann kunnen niet of nauwelijks ruiken. Omdat ze dit vanaf de geboorte hebben, merken ze het vaak pas op wanneer anderen erop wijzen of in situaties waarin reuk belangrijk is.
Voorbeelden:
- Niet ruiken als eten is aangebrand
- Niet ruiken dat melk zuur is geworden
- Niet kunnen genieten van de geur van bloemen, parfum, of eten
- Niet ruiken dat er gaslek is of dat er rook is (veiligheidsrisico)
- Geen reactie op sterke geuren zoals uien, knoflook, of afval
De reukzin ontwikkelt zich niet tijdens de behandeling met hormonen – het blijft een blijvend probleem.
Andere mogelijke symptomen en kenmerken
Afhankelijk van welk gen is aangetast, kunnen er nog andere symptomen zijn:
Neurologische afwijkingen:
- Spiegelbewegingen (synkinesie) – onwillekeurige bewegingen van de ene hand als je de andere hand beweegt. Dit komt vooral voor bij ANOS1/KAL1-mutaties.
- Ataxie – coördinatieproblemen en evenwichtsstoornissen
- Epilepsie in zeldzame gevallen
Gehoorproblemen:
- Doofheid of slechthorendheid komt voor bij sommige vormen
Nieranomalieën:
- Agenesie (ontbreken van een nier)
- Dysplasie (slechte ontwikkeling van de nieren)
Skeletafwijkingen:
- Gespleten gehemelte (schisis)
- Hazelip
- Klompvoet
- Verkorte vingers of tenen
Tandafwijkingen:
- Ontbreken van tanden of gestoorde ontwikkeling van het gebit
Aangeboren hartafwijkingen komen in zeldzame gevallen voor.
Kleurenblindheid of andere visuele problemen kunnen soms optreden.
Osteoporose (botontkalking) kan zich op latere leeftijd ontwikkelen als de aandoening niet wordt behandeld, omdat geslachtshormonen belangrijk zijn voor de botsterkte.
Psychosociale impact
Hoewel dit geen fysiek symptoom is, heeft het syndroom van Kallmann vaak een grote psychosociale impact. Vooral tijdens de tienerjaren kan het zeer belastend zijn om te zien dat leeftijdsgenoten de puberteit doormaken terwijl je zelf niet groeit, niet verandert, en er “anders” uitziet. Dit kan leiden tot:
- Sociaal isolement
- Pesten door leeftijdsgenoten
- Laag zelfbeeld en onzekerheid over het eigen lichaam
- Depressie en angst
- Identiteitsvragen – vooral rond seksualiteit en genderidentiteit, omdat het lichaam zich niet volgens de verwachte norm ontwikkelt
Deze psychosociale aspecten zijn minstens zo belangrijk om aandacht aan te geven als de fysieke symptomen.
Diagnose: hoe wordt het syndroom van Kallmann vastgesteld?
Het syndroom van Kallmann wordt meestal pas ontdekt tijdens de adolescentie, wanneer de puberteit uitblijft. Bij jongens kan het soms al eerder worden vermoed als er bij de geboorte sprake is van niet-ingedaalde testikels of een micropenis.
Eerste signalen en verwijzing
De huisarts of kinderarts is vaak de eerste die het vermoeden krijgt. Als een tiener op 14-15-jarige leeftijd nog geen tekenen van puberteit vertoont (geen borstontwikkeling bij meisjes, geen groei van testikels bij jongens), is verder onderzoek nodig.
Bij vermoedens wordt de patiënt doorverwezen naar een kinderarts-endocrinoloog – een kinderarts gespecialiseerd in hormonen. Deze arts zal een uitgebreid onderzoek doen.
Klinisch onderzoek
De endocrinoloog zal een lichamelijk onderzoek doen om de seksuele ontwikkeling te beoordelen:
Bij jongens:
- Grootte van de penis
- Grootte en consistentie van de testikels (gemeten met een orchidometer)
- Aanwezigheid van schaamhaar, okselhaar, baardgroei
- Ontwikkeling van spiermassa
Bij meisjes:
- Borstontwikkeling (volgens de Tanner-stadia)
- Aanwezigheid van schaamhaar en okselhaar
- Menstruatie: is deze ooit begonnen?
Daarnaast zal de arts vragen naar:
- Reukzin – kan de patiënt ruiken? Wanneer is dit voor het eerst opgevallen?
- Familiegeschiedenis – zijn er familieleden met vergelijkbare problemen, late of uitblijvende puberteit, of onvruchtbaarheid?
- Geboortegeschiedenis – waren er afwijkingen bij de geboorte (cryptorchisme, micropenis)?
Bloedonderzoek
Er wordt bloed afgenomen om de hormoonspiegels te meten:
Geslachtshormonen:
- Testosteron bij jongens (zal laag zijn)
- Oestrogeen en progesteron bij meisjes (zullen laag zijn)
Gonadotropinen:
- LH (luteïniserend hormoon) – zal laag of afwezig zijn
- FSH (follikelstimulerend hormoon) – zal laag of afwezig zijn
Deze lage waarden van LH en FSH onderscheiden het syndroom van Kallmann van andere oorzaken van hypogonadisme. Bij bijvoorbeeld het Klinefelter-syndroom (een chromosomale afwijking bij jongens met een extra X-chromosoom) zijn de testikels zelf het probleem, waardoor de hypofyse juist meer LH en FSH aanmaakt om te compenseren. Bij Kallmann is het probleem in de hersenen, dus zijn LH en FSH laag.
Andere hormonen:
- Soms worden ook schildklierhormonen, groeihormoon, en andere hypofysehormonen gecontroleerd om te zien of er meer uitval is.
Reuktest
Om de reukzin te testen, kan een formele reuktest worden gedaan door een KNO-arts. Hierbij worden verschillende geuren aangeboden en wordt gevraagd of de patiënt deze kan identificeren. Bij het syndroom van Kallmann is de reukzin volledig of gedeeltelijk afwezig.
Beeldvorming
MRI-scan van de hersenen is de gouden standaard om het syndroom van Kallmann te bevestigen. De MRI laat zien of:
- De reukbollen (bulbi olfactorii) afwezig of te klein zijn
- De reukgroeven (sulci olfactorii) aan de onderkant van de frontale hersenkwab afwezig of ondiep zijn
- De hypofyse normaal is (om andere hypofyseafwijkingen uit te sluiten)
Als de reukbollen inderdaad afwezig of hypoplastisch zijn, bevestigt dit de diagnose.
Röntgenfoto van de hand wordt soms gemaakt om de botrijping te beoordelen. Bij het syndroom van Kallmann is de botrijping vaak vertraagd ten opzichte van de kalenderleeftijd, omdat geslachtshormonen nodig zijn voor het sluiten van de groeischijven.
Genetisch onderzoek
DNA-diagnostiek kan worden gedaan om te zoeken naar mutaties in de bekende genen (ANOS1, FGFR1, PROKR2, PROK2, FGF8, CHD7, en anderen). Dit is niet altijd noodzakelijk voor de diagnose, maar kan nuttig zijn voor:
- Bevestiging van de diagnose
- Erfelijkheidsadvies – begrijpen hoe groot het risico is voor andere familieleden of toekomstige kinderen
- Prognostische informatie – sommige genotypen zijn geassocieerd met bepaalde extra symptomen
Bij ongeveer 30-40% van de patiënten wordt een mutatie gevonden. Als er geen mutatie wordt gevonden, sluit dit het syndroom van Kallmann niet uit – het betekent alleen dat de genetische oorzaak nog onbekend is.
Differentiaaldiagnose
Het is belangrijk om het syndroom van Kallmann te onderscheiden van andere oorzaken van uitblijvende puberteit:
Constitutionele vertraging – sommige kinderen komen gewoon later in de puberteit (rond 15-17 jaar), maar komen uiteindelijk wel spontaan in de puberteit. Dit is een normale variant.
Klinefelter-syndroom – jongens met een extra X-chromosoom (47,XXY) hebben ook een vertraagde of onvolledige puberteit, maar hun LH en FSH zijn juist verhoogd, en ze hebben wel reukzin.
Hypopituïtarisme – een bredere uitval van hypofysehormonen (niet alleen LH en FSH, maar ook groeihormoon, schildklierhormoon, etc.). Deze patiënten hebben wel reukzin.
Turner-syndroom – meisjes met een ontbrekend of beschadigd X-chromosoom (45,X of varianten) hebben ook hypogonadisme, maar hun FSH is juist verhoogd, en ze hebben wel reukzin.
Andere genetische syndromen – zoals CHARGE-syndroom, Prader-Willi-syndroom, of Lawrence-Moon-Biedl-syndroom kunnen ook gepaard gaan met hypogonadisme, maar hebben andere kenmerken.
Anorexia nervosa of ernstige ondervoeding kan leiden tot een tijdelijke uitval van GnRH, maar dit herstelt bij herstel van het gewicht.
Intensief sporten (bijvoorbeeld bij topsporters) kan leiden tot hormonale verstoringen, maar dit is reversibel.
De combinatie van lage LH/FSH, lage geslachtshormonen, en afwezige of onderontwikkelde reukbollen op de MRI is diagnostisch voor het syndroom van Kallmann.
Behandeling: wat zijn de mogelijkheden?
Het syndroom van Kallmann is niet te genezen, maar de symptomen kunnen goed worden behandeld met hormoonvervanging. Het doel van de behandeling is:
- De puberteit op gang brengen en secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen
- Botgezondheid behouden (geslachtshormonen zijn belangrijk voor sterke botten)
- Vruchtbaarheid mogelijk maken bij kinderwens (met aanvullende behandeling)
- Kwaliteit van leven verbeteren, inclusief libido, energie, en psychisch welzijn
Hormoonvervanging bij jongens en mannen
Testosterontherapie is de standaardbehandeling. Testosteron wordt toegediend om de effecten van de puberteit na te bootsen en te behouden.
Startfase (inductie van de puberteit):
Wanneer de diagnose is gesteld (meestal rond 14-16 jaar), wordt gestart met een lage dosis testosteron. Dit wordt geleidelijk opgevoerd over enkele jaren om de natuurlijke puberteit te imiteren. Te snelle toediening van hoge doses kan de groeischijven voortijdig sluiten, waardoor de eindlengte wordt beperkt.
Vormen van testosteron:
- Intramusculaire injecties – testosteron wordt elke 2-4 weken geïnjecteerd in de bilspier of dijbeen. Dit is de meest gebruikelijke methode.
- Testosterongel – dagelijks op de huid aanbrengen (schouders, armen). Werkt goed, maar is duurder en er is risico op overdracht naar anderen bij huidcontact.
- Testosteronpleisters – dagelijks op de huid plakken. Minder gebruikelijk vanwege huidirritatie.
- Testosteronimplantaten – langwerkende pellets die onder de huid worden geplaatst. Minder gebruikelijk.
Onderhoudsfase:
Na enkele jaren wordt een stabiele onderhoudsdosis bereikt. Dit moet levenslang worden voortgezet. De dosering wordt aangepast op basis van bloedspiegels en symptomen.
Effecten van testosterontherapie:
- Groei van penis en testikels (de testikels groeien iets, maar niet tot normale grootte omdat er geen FSH is)
- Baardgroei en lichaamsbeharing
- Stemverandering – stem wordt lager
- Toename van spiermassa en kracht
- Botgroei en versterking
- Libido neemt toe
- Energie en algemeen welzijn verbeteren
Bijwerkingen:
- Acne (vooral in het begin)
- Verhoogde agressie of stemmingswisselingen bij te hoge dosis
- Borstvorming (gynaecomastie) kan optreden als testosteron wordt omgezet in oestrogeen
- Polycythaemie (te veel rode bloedcellen) bij hoge dosis
Hormoonvervanging bij meisjes en vrouwen
Oestrogeen- en progesterontherapie wordt gegeven om de puberteit te induceren en te behouden.
Startfase:
Net als bij jongens wordt gestart met een lage dosis oestrogeen, die geleidelijk wordt opgevoerd over 2-3 jaar om de natuurlijke puberteit na te bootsen.
Vormen van oestrogeen:
- Orale tabletten – dagelijks een pil innemen
- Pleisters – op de huid plakken, wekelijks vervangen
- Gel – dagelijks op de huid aanbrengen
Toevoeging van progesteron:
Na 1-2 jaar oestrogeen wordt progesteron toegevoegd om de menstruatie op gang te brengen en de baarmoeder te beschermen. Dit kan als pil, pleister, of spiraaltje.
Effecten:
- Borstontwikkeling
- Groei van baarmoeder en eierstokken
- Menstruatie (kunstmatig opgewekt, maar regelmatig)
- Botsterkte
- Lichaamsvetverdeling volgens vrouwelijk patroon (heupen, billen)
- Libido en seksueel functioneren verbeteren
Bijwerkingen:
- Misselijkheid in het begin
- Borstgevoeligheid
- Stemmingswisselingen
- Hoofdpijn
Behandeling van onvruchtbaarheid
Testosteron- of oestrogeentherapie verbetert de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken, maar herstelt de vruchtbaarheid niet. Voor vruchtbaarheid zijn LH en FSH nodig om de geslachtsorganen te stimuleren tot zaadcel- of eicelproductie.
Bij mannen met kinderwens:
De behandeling wordt omgezet naar gonadotropine-injecties (hCG en FSH) of pulserend GnRH via een pompje. Deze behandelingen stimuleren de testikels om zaadcellen te produceren.
- hCG (humaan choriongonadotropine) – werkt als LH en stimuleert testosteronproductie
- FSH – stimuleert zaadcelproductie
Dit moet maandenlang (soms 1-2 jaar) worden volgehouden voordat er voldoende zaadcellen zijn voor natuurlijke bevruchting of IVF/ICSI.
Succesk ans: bij ongeveer 70-80% van de mannen lukt het om zaadcellen te produceren, hoewel de aantallen vaak lager zijn dan normaal.
Bij vrouwen met kinderwens:
Ook hier wordt de behandeling omgezet naar gonadotropine-injecties (FSH en LH) of pulserend GnRH. Dit stimuleert de eierstokken om eicellen te laten rijpen.
Succeskans: bij de meeste vrouwen lukt het om eicellen te produceren. Zwangerschap is goed mogelijk, maar er is vaak begeleiding nodig van een vruchtbaarheidsspecialist.
Behandeling van andere symptomen
Reukzin: Helaas is er geen behandeling om de reukzin te herstellen. Mensen met het syndroom van Kallmann moeten leren omgaan met het ontbreken van reuk. Praktische tips:
- Gebruik rookmelders in huis (niet vertrouwen op reuk bij brand)
- Let op houdbaarheidsdatums van voedsel (niet vertrouwen op reuk)
- Wees extra voorzichtig met gas (laat installaties regelmatig nakijken)
- Vraag anderen om te checken of je lichaamsgeur of kleding oké is
Botgezondheid: Door levenslange hormoontherapie blijft de botdichtheid meestal goed. Aanvullend worden aanbevolen:
- Voldoende calcium en vitamine D (via voeding of supplementen)
- Bewegen met gewichtsdragende activiteiten (wandelen, rennen, krachtsport)
Psychosociale ondersteuning: Begeleiding door een psycholoog of maatschappelijk werker kan helpen bij het verwerken van de diagnose, het omgaan met het anders zijn, en identiteitsvragen. Lotgenotencontact via patiëntenorganisaties kan ook waardevol zijn.
Prognose: hoe is het verdere verloop?
Met goede behandeling kunnen mensen met het syndroom van Kallmann een normaal en gezond leven leiden. De levensverwachting is niet verkort. De prognose hangt af van verschillende factoren:
Seksuele ontwikkeling en uiterlijk
Met hormoontherapie ontwikkelen secundaire geslachtskenmerken zich goed. Mannen krijgen baardgroei, spierontwikkeling, en een mannelijk uiterlijk. Vrouwen krijgen borstontwikkeling en een vrouwelijk uiterlijk. Wel blijven de geslachtsorganen vaak iets kleiner dan bij mensen zonder de aandoening.
Vruchtbaarheid
Met de juiste behandeling is zwangerschap mogelijk. Ongeveer 70-80% van de mannen en vrijwel alle vrouwen kunnen met gonadotropine-behandeling vruchtbaar worden. Dit vereist wel intensieve begeleiding en soms voortplantingstechnologie zoals IVF/ICSI.
Botgezondheid
Als de behandeling tijdig wordt gestart en consequent wordt voortgezet, blijft de botdichtheid meestal goed. Zonder behandeling ontstaat op den duur osteoporose (botontkalking) met verhoogd risico op botbreuken.
Reukzin
De reukzin herstelt niet, ook niet met hormoonbehandeling. Dit blijft een blijvend aspect waar mensen mee moeten leren leven.
Psychosociaal
Met goede begeleiding en ondersteuning kunnen de meeste mensen met het syndroom van Kallmann een goed zelfbeeld ontwikkelen en gezonde relaties aangaan. De puberteit komt weliswaar later en op kunstmatige wijze, maar uiteindelijk kan het resultaat qua ontwikkeling en uiterlijk goed zijn.
Complicaties bij onbehandelde gevallen
Als het syndroom niet wordt behandeld, kunnen de volgende problemen ontstaan:
- Blijvende infantiele geslachtsorganen en uiterlijk
- Onvruchtbaarheid
- Osteoporose en verhoogd risico op botbreuken
- Metabool syndroom (verhoogd risico op diabetes, hart- en vaatziekten)
- Ernstige psychosociale problemen (depressie, angst, sociaal isolement)
Daarom is het belangrijk dat de diagnose tijdig wordt gesteld en de behandeling wordt gestart.
Leven met het syndroom van Kallmann
Het syndroom van Kallmann is meer dan alleen een medisch probleem – het heeft impact op hoe je jezelf ziet, hoe anderen je zien, en hoe je je leven vormgeeft.
De impact van late puberteit
Voor tieners kan het zeer belastend zijn om te zien dat leeftijdsgenoten de puberteit doormaken terwijl je zelf niet verandert. Je blijft eruitzien als een kind terwijl anderen volwassen worden. Dit kan leiden tot pesten, uitsluiting, en een gevoel van “anders zijn.” Sommige jongeren trekken zich terug, anderen proberen het te verbergen.
De behandeling met hormonen helpt, maar het duurt jaren voordat het effect volledig zichtbaar is. In die tussentijd moet je leren omgaan met het feit dat je ontwikkeling anders verloopt dan die van anderen.
Identiteit en seksualiteit
Omdat het lichaam zich niet volgens de verwachte norm ontwikkelt, kunnen er vragen ontstaan over identiteit en seksualiteit. Sommige mensen met het syndroom van Kallmann worstelen met hun genderidentiteit – vooral mannen die door de afwezigheid van testosteron niet het typisch mannelijke uiterlijk hebben (minder spiermassa, soms borstvorming, hoge stem). Dit betekent niet dat ze transgender zijn, maar het kan wel vragen oproepen over hoe ze zichzelf zien en willen zijn.
Ook het seksueel functioneren kan worden beïnvloed. Libido ontwikkelt zich pas met hormoontherapie, en dit kan een leerproces zijn. Relaties en intimiteit kunnen een uitdaging zijn, vooral als je je onzeker voelt over je lichaam.
Het verlies van reukzin
Het niet kunnen ruiken heeft meer impact dan je zou denken. Reuk is belangrijk voor:
- Gevaar herkennen (rook, gas, bedorven eten)
- Genieten van eten – smaak is voor een groot deel afhankelijk van reuk, dus eten kan minder plezierig zijn
- Sociale interacties – je weet niet of je zweet ruikt, of je adem fris is, of je parfum/aftershave te sterk is
- Herinneringen – geuren roepen herinneringen op, en dit mis je
Leren leven zonder reukzin vereist praktische aanpassingen en soms extra alertheid.
Lotgenotencontact en ondersteuning
Contact met anderen met het syndroom van Kallmann kan enorm helpen. Je bent niet de enige, en het kan geruststellend zijn om ervaringen te delen. Er zijn internationale patiëntenorganisaties zoals de Kallmann Syndrome Organisation, die informatie, ondersteuning, en een forum bieden.
Veelgestelde vragen over het syndroom van Kallmann
Kan het syndroom van Kallmann worden genezen?
Nee, het syndroom van Kallmann kan niet worden genezen. Het is een aangeboren genetische aandoening die ontstaat tijdens de ontwikkeling van de hersenen voor de geboorte. De onderliggende oorzaak – het niet goed ontwikkelen van GnRH-neuronen en reukbollen – kan niet worden hersteld.
Wel kunnen de symptomen zeer effectief worden behandeld met hormoonvervanging. Met behandeling kunnen mensen met het syndroom van Kallmann een normale puberteit doormaken, een normaal uiterlijk ontwikkelen, en bij kinderwens ook kinderen krijgen. De behandeling is levenslang nodig, maar met consequente therapie is de kwaliteit van leven goed.
De reukzin herstelt helaas niet met behandeling – dit blijft een blijvend kenmerk van de aandoening.
Is het syndroom van Kallmann erfelijk?
Ja, het syndroom van Kallmann is erfelijk, maar de manier waarop het wordt overgeërfd verschilt afhankelijk van welk gen is aangetast.
Bij X-gebonden Kallmann (ANOS1/KAL1-mutaties) ligt het gemuteerde gen op het X-chromosoom. Mannen met deze mutatie hebben de aandoening en kunnen het gen doorgeven aan al hun dochters (die draagster worden), maar niet aan hun zonen. Vrouwen die draagster zijn kunnen het gen doorgeven aan hun kinderen: zonen hebben 50% kans op de aandoening, dochters hebben 50% kans om draagster te worden.
Bij autosomaal dominante vormen (zoals FGFR1-mutaties) is er 50% kans dat een ouder met de aandoening het gen doorgeeft aan een kind, ongeacht het geslacht.
Bij autosomaal recessieve vormen krijgen kinderen alleen de aandoening als beide ouders drager zijn en beide het gemuteerde gen doorgeven (25% kans per kind).
Veel gevallen ontstaan echter door nieuwe mutaties die niet van de ouders komen. In dat geval hebben broers en zussen geen verhoogd risico.
Als het syndroom in je familie voorkomt, kan een genetisch consulent je adviseren over de risico’s voor jou of je kinderen.
Kunnen mensen met het syndroom van Kallmann kinderen krijgen?
Ja, met de juiste behandeling kunnen de meeste mensen met het syndroom van Kallmann kinderen krijgen, hoewel dit extra medische hulp vereist.
Bij mannen: Standaard testosterontherapie herstelt de vruchtbaarheid niet. Voor vruchtbaarheid moet de behandeling worden omgezet naar gonadotropine-injecties (hCG en FSH) of pulserend GnRH. Deze behandeling stimuleert de testikels om zaadcellen te produceren. Dit duurt maandenlang tot soms 1-2 jaar. Bij ongeveer 70-80% van de mannen lukt het om zaadcellen te produceren. Als de aantallen laag zijn, kan IVF/ICSI worden ingezet. Biologisch vaderschap is dus mogelijk, maar vereist geduld en intensieve begeleiding.
Bij vrouwen: Ook hier wordt de behandeling omgezet naar gonadotropine-injecties of pulserend GnRH om de eierstokken te stimuleren. Bij vrijwel alle vrouwen lukt het om eicellen te produceren en zwanger te worden, met begeleiding van een vruchtbaarheidsspecialist. Zwangerschappen verlopen meestal normaal.
Het is wel belangrijk om te weten dat als de aandoening erfelijk is (en niet door een nieuwe mutatie), er een kans is dat kinderen het ook kunnen krijgen, afhankelijk van het overervingspatroon. Genetische counseling kan hierover adviseren.
Hoe zit het met de reukzin – kan die herstellen?
Helaas nee, de reukzin herstelt niet. Het verlies of de afwezigheid van reukzin bij het syndroom van Kallmann wordt veroorzaakt door het feit dat de reukbollen (bulbi olfactorii) in de hersenen niet of onvoldoende zijn ontwikkeld tijdens de zwangerschap. Dit is een structureel probleem dat niet kan worden hersteld.
Hormoontherapie heeft geen effect op de reukzin – ook al herstelt de puberteit en ontwikkelen de geslachtskenmerken zich, de reuk blijft afwezig.
Mensen met het syndroom van Kallmann moeten leren leven zonder reukzin. Dit betekent:
- Extra voorzichtigheid met gas, rook, en andere gevaren die je normaal zou ruiken
- Vertrouwen op andere zintuigen en op houdbaarheidsdatums voor voedsel
- Vragen aan anderen om te checken of je lichaamsgeur of kleding oké is
- Accepteren dat geuren een aspect van het leven zijn dat je mist, inclusief het plezier van ruiken aan bloemen, eten, of parfum
Sommige mensen ervaren dit als een groter gemis dan anderen. Het kan helpen om hierover te praten met lotgenoten of een begeleider.
Kan het syndroom van Kallmann later in het leven nog worden ontdekt?
Ja, soms wordt het syndroom van Kallmann pas later ontdekt, vooral in mildere gevallen.
Bij mannen wordt het meestal ontdekt in de tienerjaren als de puberteit uitblijft. Maar als er een gedeeltelijke puberteit is (sommige mensen hebben niet een volledig gebrek aan GnRH, maar een verminderde productie), kunnen symptomen subtieler zijn. Deze mannen komen misschien wel enigszins in de puberteit, maar niet volledig. Ze hebben misschien wat baardgroei, maar blijven mager, hebben een klein libido, en zijn onvruchtbaar. Soms wordt het pas ontdekt bij vruchtbaarheidsonderzoek op 25-35-jarige leeftijd.
Bij vrouwen kan het ook later worden ontdekt als de menstruatie wel begint maar onregelmatig is, of als er problemen zijn met zwanger worden.
De reukzin is vaak het signaal dat mensen eerder had kunnen opvallen, maar omdat iemand het vanaf de geboorte heeft, weet diegene niet beter en valt het pas op wanneer anderen erop wijzen. Sommige mensen ontdekken pas op volwassen leeftijd dat ze eigenlijk nooit hebben kunnen ruiken.
Als je jezelf herkent in de symptomen (late of onvolledige puberteit, onvruchtbaarheid, geen reukzin), is het verstandig om dit te bespreken met je huisarts.
Hebben alle mensen met het syndroom van Kallmann dezelfde symptomen?
Nee, de symptomen kunnen variëren tussen personen. De ernst van het hypogonadisme verschilt – sommigen hebben helemaal geen GnRH-productie, anderen hebben een gedeeltelijke productie en komen enigszins in de puberteit. De reukzin kan volledig afwezig zijn (anosmie) of verminderd (hyposmie).
Ook de aanwezigheid van extra symptomen hangt af van welk gen is aangetast. Bij ANOS1/KAL1-mutaties komen bijvoorbeeld vaker spiegelbewegingen en nierafwijkingen voor. Bij FGFR1-mutaties kunnen er craniofaciale afwijkingen zijn zoals gespleten gehemelte. Bij CHD7-mutaties kan de aandoening onderdeel zijn van het bredere CHARGE-syndroom.
Zelfs binnen families met dezelfde genmutatie kunnen symptomen verschillen, wat suggereert dat ook andere genetische en omgevingsfactoren een rol spelen.
Conclusie: leven met het syndroom van Kallmann
Het syndroom van Kallmann is een zeldzame, maar goed behandelbare aandoening. Hoewel de diagnose – vaak gesteld in de emotioneel kwetsbare tienerjaren – confronterend kan zijn, is de prognose met moderne behandeling goed. Hormoontherapie maakt het mogelijk om de puberteit door te maken, een normaal uiterlijk te ontwikkelen, en bij kinderwens ook ouder te worden.
De uitdagingen zijn echter niet alleen medisch. Het anders zijn, het later ontwikkelen, en het omgaan met een lichaam dat niet vanzelf doet wat het zou moeten doen, vraagt veel van jongeren en hun families. Psychosociale ondersteuning is minstens zo belangrijk als de medische behandeling.
Het verlies van reukzin blijft een bijzonder aspect van de aandoening waar geen oplossing voor is, maar waar mensen mee leren leven door praktische aanpassingen en bewustwording.
Als je vermoedt dat je of je kind het syndroom van Kallmann heeft, of als je de diagnose hebt gekregen, weet dan dat je niet alleen bent. Er zijn gespecialiseerde artsen, er is lotgenotencontact, en er zijn behandelingen die werken. Met de juiste zorg en ondersteuning is een vol en gezond leven mogelijk.
Dit artikel is bedoeld ter informatie en vervangt geen professioneel medisch advies. Bij vermoedens van het syndroom van Kallmann of andere hormonale stoornissen, raadpleeg altijd een huisarts of kinderarts-endocrinoloog.

Geef een reactie